Inkijkexemplaar: Oog in oog met kwetsbaarheid

OOG IN OOG MET KWETSBAARHEID 28 de specifieke aandachtspunten – deze verschillen van elkaar, afhankelijk van het soort subpersoon waar je mee praat. 2.2.1 De basisregels van een gesprek Een eerste basisregel als je een gesprek aangaat met de subpersoon is dat je onmiddel- lijk duidelijk maakt dat deze subpersoon een op zichzelf staande entiteit is binnen het grotere geheel van de bus. Als de cliënt letterlijk zijn stoel verplaatst, dan is mijn eerste interventie meestal de volgende. Facilitator: ‘Welkom. Ik heb van Ellen vernomen dat jij diegene bent die graag zorg draagt voor andere mensen. Klopt dat?’ In deze interventie doe ik drie dingen. Ik verwelkom de subpersoon door deze te begroeten, net alsof ik iemand verwelkom die ik voor het eerst ontmoet. Ik gebruik een omschrijving die ik al hoorde van de cliënt zelf. Ik verkies altijd een omschrijving boven één bepaalde term. Bijvoorbeeld: een cliënt wil verlost raken van zijn perfectionisme. Ik vraag de cliënt wat dat precies inhoudt, perfectionistisch zijn. De cliënt vertelt dat hij geen rust vindt vooraleer iets tot in de puntjes in orde is. Ik nodig deze subpersoon uit door te zeggen: ‘Ik wil weleens kennismaken met dit deel in jou dat alles tot in de puntjes in orde wil hebben.’ Ik zeg dus niet: ‘Ik wil weleens praten met de perfectionist in jou.’ Er kan immers al een bepaalde lading liggen op dat woord en het zou zomaar kunnen dat deze subpersoon zichzelf helemaal niet perfectionistisch vindt. Ik check even of ik wel op de juiste plaats ben terechtgekomen. Het kan gebeuren dat ik een gesprek wil aanknopen met een bepaald deel, maar dat er een ander stuk in de bus naar voor gehold komt, aan mijn mouw trekt en eerst met me wil praten. Als de subpersoon zegt: ‘Dat klopt, ik zorg graag voor mensen’, dan weet je dat je op de juiste plek bent aangekomen. In de rest van het gesprek is het belangrijk dat de subpersoon volledig tot uiting kan komen. Wat doet deze precies in het leven van de cliënt? Welke energie heeft deze sub- persoon? Hoe voelt het fysiek aan als deze subpersoon actief is? Welke functie draagt deze subpersoon in essentie in zich? Een gesprek zou er als volgt kunnen uitzien. Facilitator: ‘Voor wie zorg jij allemaal in haar leven?’ Zorgende stuk: ‘Ik zorg eerst en vooral voor mijn man en kinderen.’

RkJQdWJsaXNoZXIy MjUzMjc=