Een cliënte keek vandaag argwanend naar het kleine blauwe stoeltje dat ik had neergezet als symbool voor haar kleine meisje. Ze vertelde me dat ze al jarenlang probeert weg te blijven van dit meisje, en dat dat meestal goed lukt. Ze heeft geen idee wat ze er moet mee aanvangen. Ze is bang om overweldigd te worden door het verdriet. We praten wat over het meisje zonder dat ze naar het stoeltje kijkt.

Ik vraag haar hoe ze het zou doen als ze zelf een kind zou hebben dat haar nodig heeft. Ze antwoordt dat ze net daarom geen kinderen wil, omdat ze niet weet hoe ze dat zou moeten doen. Als ik haar vraag hoe ze dat doet als één van haar vrienden in nood is dan vertelt ze dat ze dan wel weet hoe ze dat moet doen. “ Heel  goed afstemmen”. Ok. Ik vraag haar hoe het zou zijn om heel goed af te stemmen op het meisje. Ze kijkt aarzelend naar de stoel.  “ Ik ben bang”. “ Bang dat ik uit balans zal raken als ik naar haar kijk. Hoe kan ik dicht bij haar zijn en toch niet uit balans raken?”

Ik vertel haar dat het heel  contradictorisch klinkt maar dat hoe dichter je het meisje op je schoot trekt, hoe stabieler je je zal voelen. Ze kijkt heel verrast en glimlacht. “ Werkt het zo? Is het zo eenvoudig?” Ik zwijg en laat haar even in zichzelf zijn. Ze kijkt naar het stoeltje.  Ze lacht verlegen. “ Dicht op mijn schoot” fluistert ze.  Ik voel bijna hoe het meisje zich opricht en zich gezien voelt. Het blijft een hele poos stil. Er verschuift iets in de ruimte. Er zijn niet veel woorden meer die passend zijn.  Ik was zelf onder de indruk van het werk.

Marijke